Je bent hier:

Reactie PBE op PBL advies uitfasering van houtige biogrondstoffen voor warmtetoepassingen

pbe_afbeelding 1

Op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een advies uitgebracht over een in het SER advies[1] voorgesteld pad voor de afbouw van subsidies op houtachtige bio-grondstoffen voor de opwekking van energie.

In dit advies wijst het Planbureau erop dat de stimu­lering van duurzame biomassa in de gebouwde omgeving vooralsnog noodzakelijk is omdat er nog onvoldoende marktrijpe en betaalbare alternatieven beschikbaar zijn. Net als in haar eerdere rapportage over de beschikbaarheid en duurzaamheid van de toepassing van bio-grondstoffen bevestigt PBL nogmaals dat de stimulering van biomassa juist bijdraagt aan de versnelling van andere duurzame warm­te­oplossingen, zoals geothermie, en dat de politiek duidelijk moet zijn over de duurzaamheid van deze toepassing. Doet zij dat niet dan zullen investeerders onvoldoende draagvlak ondervinden en zullen ook de investeringen die nog vóór de start van die subsidieafbouw beschikbaar zouden zijn niet worden benut.

Het PBL geeft aan EZK o.a. de volgende conclusies en aanbevelingen mee:

  • De huidige inzet van houtige biogrondstoffen in warmtenetten is beperkt en betreft vooral reststromen uit Nederland. Bij ongewijzigd beleid zullen de inzet van houtige biogrondstoffen en het relatieve aandeel van houtpellets in warmtenetten de komende jaren stijgen. Als alternatieven onvoldoende worden gestimuleerd, zal het beperken van de subsidiëring van biogrondstoffen voor warmtenetten het verduurzamingstempo vertragen.
  • De ambitie voor warmtenetten uit het Klimaatakkoord zal waarschijnlijk niet worden waargemaakt als op korte termijn wordt gestopt met het toekennen van subsidiebeschikkingen voor de toepassing van houtige biogrondstoffen voor warmte in de gebouwde omgeving. Mogelijkheden voor opschaling vóór 2030 van alternatieven voor biogrondstoffen in de gebouwde omgeving zijn ongewis.
  • Met het oog op investeringszekerheid is het van belang in het duurzaamheidskader ondubbelzinnig aan te geven welke houtige, al dan niet binnenlandse (rest)stromen wel en niet op welk moment wenselijk zijn; ook zonder subsidie kan de toepassing van houtige biogrondstoffen aantrekkelijk zijn.

PBL gaat expliciet in op de behoefte in de toekomst aan het gebruik van bio grondstoffen voor de opstart van alternatieve warmtebronnen en voor piek- en back-up voorzieningen.

“Het is bijvoorbeeld denkbaar […] dat de inzet van houtige biogrondstoffen, ondanks de wens tot een beperking daarvan, in de toekomst een belangrijke rol kan hebben bij het aanleggen van nieuwe warmtenetten of op specifieke (piek- of back-up) momenten. Bijvoorbeeld om […] initieel de warmte te verzorgen totdat voldoende schaalgrootte is bereikt om over te stappen op een geothermiebron. Ook is het mogelijk dat er op de lange termijn situaties blijven bestaan waarin houtige biogrondstoffen op beperkte schaal noodzakelijk of kosteneffectiever zijn.

Wanneer wordt gestopt met het afgeven van subsidiebeschikkingen is voor een dergelijke rol wellicht ander stimuleringsbeleid nodig. En tegelijk kan dan beleid nodig zijn om de totale inzet beperkt te houden. Het lijkt zodoende voor het realiseren van de klimaatdoelen op de langere termijn risicovol om elke verdere toepassing van houtige biogrondstoffen voor laag temperatuurwarmte uit te sluiten. Een advies over een uitgebalanceerde inzet van verschillende, hier genoemde stimulerings­elementen vereist echter meer onderzoek dan voor deze notitie mogelijk was.”

Het bestuur van het Platform Bio-economie onderschrijft de noodzaak om de komende jaren goed te monitoren wat de effecten zijn op de bio-grondstoffenmarkt van het stimuleren van biomassa voor energie alvorens eventueel te besluiten een bepaalde toepassing niet meer te ondersteunen.

Hoewel dit niet expliciet in het PBL-advies staat is ook noodzakelijk om vast te stellen of en in hoeverre er nu en in de toekomst inderdaad sprake kan zijn van verdrin­ging van hoogwaardigere toepas­sin­gen door overheidssubsidie wat tenslotte, volgens het SER-advies, de (enige) reden is om subsidies voor hou­tige biomassa voor ener­gie af te bouwen. Goede monito­ring van mogelijke verdringingseffecten kan dit risico wegnemen. 

Waar PBL wel expliciet aandacht voor vraagt is de monitoring van de ontwikkeling van alternatieve warmtebronnen voor de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving:

“De wijze waarop in de loop der tijd de toepassing van houtige biogrondstoffen vervangen kan worden door alternatieve toepassingen krijgt tot dusverre in de discussie nog (te) weinig aandacht, terwijl dat in principe hand in hand zou moeten gaan. Zo kan het nadrukkelijk inslaan van de gebouw gebonden routes belemmeringen opwerpen voor de warmtenetten­route. Hoe meer gebouwen in een wijk reeds op individuele wijze verduurzaamd zijn, hoe moeilijker het wordt om voor de overige gebouwen rendabel een warmtenet aan te leggen. Er is daarom ten minste op hoofdlijnen een integrale strategie nodig voor het verduurzamen van warmtebronnen voor laag temperatuurtoepassingen, zodat daarbinnen de rol van houtige biogrondstoffen gebalanceerd kan worden vormgegeven.”

Ten slotte zal het volgende door PBL gememoreerde feit voor veel mensen mogelijk een nieuw weetje zijn:


Bestuur Platform Bio-Economie

“Overigens is het gebruik van vers hout en afvalhout voor kachels en haarden in huishoudens in 2019 ruim 16 PJ, dus net zoveel als de bij- en meestook.“ 


[1] Biomassa in balans
Een duurzaamheidskader voor hoogwaardige inzet
van biogrondstoffen.
Advies over de rol van biomassa in de transitie naar een CO2-neutrale en circulaire economie in 2050.10 jul. 2020